Wat brengt Nederland in?

Op 19 juni volgt de eerste ministeriële ronde over de weg die de EU moet bewandelen om Parijs te halen. Kritiek was vanuit de EU te horen in reactie op de VS die uit het Parijse Klimaatakkoord gaat stappen. De EU, overigens niet als enige, voelt niets voor Trumps voorstel om opnieuw te gaan onderhandelen. Dat lijkt ook een onbegaanbaar pad gezien de weg die is afgelegd om tot het Parijse akkoord te komen.

Later dit jaar moeten de EU-landen elk tot maatregelen komen die samen de in Parijs afgesproken doelstellingen mogelijk maken. Er is geheel volgens de Europese tradities een circus opgang gekomen om zo te manoeuvreren per land dat elke lidstaat er zo gunstig mogelijk uitkomt. Is dat ook de inzet van Nederland? Juist voor de landen met de sterkste schouders geldt het principe dat er meer dient te worden gedaan. Maar het is weinig bemoedigend om te zien dat partijen in de Tweede Kamer, die altijd pleiten voor Europese regels in plaats van nationale aanscherping van het klimaatbeleid, nu proberen om in Europa de mazen in de op te stellen wet (de zogenaamde Effort Sharing Regulation; ESR) zo ruim mogelijk te maken.

Polen gaat voor zijn kolentraditie, de Scandinavische landen voor het hout, de rijkere landen voor zo min mogelijk afwenteling enzovoorts. Het ontbreekt vooralsnog aan een gezamenlijke cultuur die een beleid voort zou kunnen brengen om de enorme opgaaf die er ligt handen en voeten te geven. Maar wellicht dat, ook volgens Europese traditie, na een periode van lang wikken en wegen er later in het jaar toch iets werkbaars uitkomt. In ieder geval heeft het zich afzetten tegen Trump het voordeel dat de EU zich nu niet kan laten kennen.

De nieuwe Europese moet wetgeving omvatten voor nationale reductiedoelstellingen voor de uitstoot van broeikasgassen in sectoren die niet onder het Europees emissiehandelssysteem (ETS) vallen (bijvoorbeeld transport en landbouw). Het voorstel van de EU-Commissie is door het EU-parlement (door verzet van de christen-democraten niet al te zeer) aangescherpt. Nu zijn de EU-landen aan het lobbyen om de doelstellingen weer af te zwakken. Er moet nu dus gaan blijken of de EU-landen ‘Parijs’, in tegenstelling tot Trump, wel serieus nemen. Nederland kan daarbij een rol spelen.

Jesse Klaver (GroenLinks) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) pleitten in de aanloop naar Parijs in een Kamermotie voor een bindend energie-besparingsdoel bij de internationale doelstellingen van 30 procent.

De reductiedoelstellingen die nu in de EU worden besproken (voor niet-ETS-sectoren)  zijn vooralsnog onvoldoende om de doelstellingen van het Parijs-akkoord te halen. Het gaat om dertig procent voor 2030 en 95 procent in 2050.

De milieuministers bespreken de nationale klimaatdoelstellingen voor niet-ETS sectoren op 19 juni, maar zullen zullen naar verwachting nog geen definitief onderhandelingsmandaat afspreken.

Bij de huidige discussie gaat het om de lastenverdeling tussen de EU-landen onderling. De ‘armere’ EU-landen met lage inkomens, hebben op basis van een solidariteitsprincipe recht op compensatie. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Maar wie zijn de sterkste schouders en hoe zwaar zijn de lasten die ze moeten dragen?

De EU-landen met lage inkomens, Polen voorop, pleiten voor zoveel mogelijk compensatiemaatregelen. Rijkere landen willen juist de lasten zo gelijk mogelijk verdelen.