Op de klimaattop in Katowice werd nog maar eens duidelijk dat Nederland te weinig doet aan CO2-uistootreductie. We stoten relatief veel meer uit dan het wereldgemiddelde en hebben die uitstoot nauwelijks verminder de afgelopen tientallen jaren. Daarnaast speelt voor Nederland de stijgende zeespiegel een grote rol. Het is niet meer de vraag of de zeespiegel stijgt, maar hoe snel deze stijgt.

Acht wetenschappers zetten in het NRC uiteen waarom we het in de toekomst niet redden: Prof. dr. Maarten Kleinhans, prof. dr. Steven de Jong, prof. dr. Gerben Ruessink, prof. dr. Hans Middelkoop, Fysische Geografie; prof. dr. Appy Sluijs, Aardwetenschappen; dr. Patrick Witte, Sociale Geografie en Planologie; dr. Herman Kasper Gilissen, prof. dr. Marleen van Rijswick, Europees en Nationaal Waterrecht; allen aan de Universiteit Utrecht.

Het lijkt erop dat we het niet meer gaan redden met alleen hogere dijken en een extra waterkering bij Rotterdam. De Nederlandse geschiedenis kent veel voorbeelden van watersnoodrampen en technische oplossingen tegen overstromingen. Opmerkelijk is dat veel overstromingen hetzelfde patroon kennen. Lage natte gebieden worden door de mens ontwaterd voor landbouw en bewoning. Deze gebieden worden beschermd met dijken. Hierdoor wordt het grondwaterpeil verlaagt, wat bodemdaling veroorzaakt. Dijken voorkomen dat natuurlijke aanvoer van slib deze bodemdaling compenseert. Op deze manier worden polders langzaam klaargezet voor hevigere overstromingen.

Dit zagen we in 1421 bijvoorbeeld in de polder bij de Sint Elisabethvloeden gebeuren. Waar het toen nog om een tiental dorpen ging, is tegenwoordig de hele Randstad een polder. Hier woont een tiental miljoen Nederlanders en is tevens het economisch hart van Nederland.

Daarnaast wordt kwel niet tegengehouden door dijken. Kwel is het fenomeen waarbij bij grote zeespiegelstijging, zout water onder de opgehoogde dijken heen komt. Dit veroorzaakt problemen voor drinkwater, landbouw en natuur.

In het scenario dat we de klimaatdoelstellingen van ‘Parijs’ halen, zitten er evenmin meer broeikasgassen in de atmosfeer dan voor het industriële tijdperk en verandert het klimaat evengoed. Dit resulteert in een stijging van de zeespiegel van wellicht enkele meters. Dit kan voor een groot deel opgelost worden met opspuiten van zand aan de kust, dijkversterking en natuurlijke opslibbing van te lage gebieden (waar nu nog woonwijken worden gebouwd). Dit zijn grote veranderingen in het landgebruik, maar het lijkt van belang dat we nu moeten kiezen voor oplossingen die toekomstige aanpassingen niet bij voorbaat onmogelijk maken vinden de wetenschappers.

Daarnaast moeten er nog meer ingrijpende veranderingen plaats vinden. Te beginnen bij het drastisch reduceren van de CO2-uitstoot, zowel nationaal als internationaal. Daarnaast moeten landschap en bestuur aangepast worden. Dit houdt in dat we het inzakkende land niet meer in moeten metselen met hoge dijken en duinen. Er moeten gecontroleerde overstromingsgebieden vanuit zeearmen komen, die voor natuurlijke opslibbing zorgen in kritiek lage gebieden. Dit heeft uitgewezen te werken in het Land van Saeftinghe in Zeeland, wat nu meters hoger ligt dan het nabije binnendijkse gebied. Dit heeft ruimte voor extreem hoge waterstanden en zorgt voor een gezonder ecosysteem.

Wil het ‘echt-aan-de-slag-akkoord’ van minister Van Nieuwhuizen (infrastructuur en waterstaat, VVD) echt gaan werken, moeten eveneens burgers en het bedrijfsleven beter betrokken worden bij de klimaataanpak. Er moet een grotere bewustwording van de risico’s komen. Er heest nu terecht een groot vertrouwen in de overheid betreffende de bescherming tegen het water. Maar mensen moeten ervan op de hoogte zijn waar je beter niet kunt gaan wonen, voordat huizen en bedrijven wegens bodemdaling en overstromingsrisico onverzekerbaar worden.

“De Deltacommissaris zag het goed: nu hebben we nog de tijd voor grondige aanpassingen op het gebied van woningbouw, landbouw zoetwatervoorziening en de ruimtelijke planning hiervan. Parijs halen leidt ook tot nieuwe kansen voor innovaties, waardoor het op lange termijn aantrekkelijk blijft om te investeren in ons land. Maar dan moeten we snel een visie ontwikkelen voor het Nederland van de nabije toekomst. Wie zijn kop nu in het zand steekt, moet hem straks uit het water halen.” Aldus de wetenschappers