Defensienota verschijnt dit voorjaar

Het Defensie Energie- en Milieubeleid zoals dat nu geldt bij Defensie beslaat de periode 2015-2018. In de Defensienota die dit voorjaar zal verschijnen zal mogelijk aan de orde komen hoe voor de volgende periode het huidige Defensie Energie- en Milieubeleid zal worden vervolgd.

Het was Jack de Vries, Staatsecretaris van Defensie, die in 2009 de “Defensie Duurzaamheidsnota 2009; 2009-2012” uitbracht. Hij meende dat Defensie als overheidsdienst een voorbeeldfunctie heeft op dit gebied.Tevens gaf hij leiding aan het ontwikkelen van een visie op de energietoegankelijkheid voor Defensie. Defensie heeft haar Duurzaamheidsbeleid in de jaren daarna voortgezet. De directie stelde de “Defensie Energie- en Milieubeleid 2015-2018” vast die als opvolger van de nota van 2009 kan worden gezien.

Begin 2018 heeft D66-kamerlid Salima Belhaj een initiatiefnota aan de Tweede Kamer gezonden: “Defensie Energiestrategie: beleid en bijdrage aan de energietransitie”. Hierin wordt gepleit voor een vervolg en actualisering van de Operationele Energiestrategie uit 2015.

In de huidige periode (2015-2018) is 50 miljoen euro beschikbaar voor maatregelen om energiedoelstellingen te realiseren. Deels als investering om zichzelf weer terug te verdienen. Maatregelen die daarbij onder meer aan de orde zijn betreffen het energiezuinig bouwen, energiebesparing in grote gebouwen en het gebruik maken van bodemwarmte. Defensie wil voor de onderdelen dienstauto’s en vastgoed aan de energiedoelstellingen van het Kabinet Rutte II voldoen. Dat zijn: in 2020 de CO2-uitstoot met 20% verminderen ten opzichte van 1990, in 2020 14% van de energie duurzaam opwekken en jaarlijks 1,5% energie besparen. Door de bezuinigingen op Defensie in de afgelopen jaren staat het realiseren van de doelen voor 2020 onder druk.

Eind 2014 volgde de nota: “Defensie een Operationele Energiestrategie”. Hierin wordt een visie gegeven op de energie die Defensie gebruikt bij het uitoefenen van de krijgsmacht: opleiden en training, gereedstelling en inzet van (nationaal als internationaal) operationele eenheden. Het gaat daarbij om bijna tweederde van de totale energie die Defensie gebruikt. Hiermee beoogt Defensie een bouwsteen aan te dragen voor nationale en internationale klimaatdoelstellingen en voor vrede- en veiligheidsstrategieën. Het bevat een uitwerking van het in een nota “In het belang van Nederland” aangegeven belang van operationele en financiële duurzaamheid. Met als nevendoel de logistieke footprint van Defensie te verkleinen.

Defensie formuleert als haar missie:
Defensie richt zich op het terugdringen van de energieafhankelijkheid in operaties en de voorbereiding daarop en vergroot daarmee de effectiviteit , efficiëntie en weerbaarheid van de krijgsmacht. Gelijktijdig wordt hiermee de belasting op het milieu verminderd en geeft Defensie invulling aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid”.

Duidelijk is dat Defensie twee doelstellingen als elkaar versterkend beschouwt: zekerheid van energiebeschikbaarheid en beperking van het energiegebruik daar waar dat de operationele kracht niet beperkt.

Defensie formuleert als ambitie:
De krijgsmacht is in 2050 in staat om grotendeels onafhankelijk van fossiele brandstoffen op te treden en voor langere duur operaties uit te voeren zonder aanvoer van energie. Concreet heeft Defensie de ambitie om: In 2030 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 20% gereduceerd ten opzichte van 2010. In 2050 is de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 70% gereduceerd ten opzichte van 2010. In 2030 wordt 50% van de benodigde energie op kampementen duurzaam opgewekt. In 2050 zijn kampementen volledig zelfvoorzienend op energiegebied”.

Als uitwerking van de Energiestrategie is er een Plan van Aanpak waarin Defensiemaatregelen, activiteiten en projecten heeft beschreven.